Poëzie

Najaarsbriesje

Bladeren vallen zonder geluid. Je hebt de
dood nog nooit zo voortreffelijk gezien - het
skelet dat achterblijft wuift, de geur verfrist
toeschouwers, het doodskleed heeft alle

kleuren en mag meegenomen worden. Er is
genoeg voor iedereen. Strooi het rond totdat
je niets meer denkt. Als de tijd vergeten is
blijft nog maar één moment in leven - adem

die in en uit gaat, zachtjes suizend in de stilte
van god zelf. Zwijgend zorgen is beter dan
donderen met mooie woorden: het motto

dat je haat. Je wilt geruststellingen en ook
instructies, maar je moet het doen met een
stervende palmtak die telkens weer uitloopt.


Testament van mijn bloed

In de gedimde lichten van de nacht sta ik voor
de spiegel. Ik draag jouw sporen op mijn lichte lijf,
uit gebroken vaatjes gaat wat levenskracht teloor
als onleesbare kalligrafie - het staat buiten kijf

dat ik dat verdien. De rode draadjes en stippen
zijn een tekening van macht maar zoveel meer
van wijsheid. Als ik zo lig, het overdadig dippen
en doorboren van mijn vlees als strenge leer

die zegt dat ik onschuldig worden moet en stil
als jij me straf knevelt en kust. Ik kan geen kant
op en de wereld vol haat kan niet bij mij - weerwil

tegen boeien is bedrog. Overgave aan de hand
die de herinnering heropent. Ik bekijk het verschil
dat je maakte maar hier, alleen, is alles los zand.



Wintertijd

Er schreeuwen stemmetjes op straat. Je kan niet
wennen aan de overtuiging dat zoiets gewoon is
en heus vriendelijk. De honden van verderop
slepen woest blaffend hun baasjes over het gras

dat eigenlijk een graf is - hier liggen herinneringen
begraven, halve kindertijden, hele levenslessen
zonder getuigen. Het is stikdonker en je begrijpt
niet dat jij banger bent dan die kleinen, zacht op

de nieuwe bank met je haar half door de war en
Mendelssohn als gezelschap. De lampen branden
maar je hebt je bril af want je kunt het niet aanzien

de nacht zo vlak voor het raam, de duisternis die
kinderzielen opslokt, die jou nu nog inhaalt, die
je geen steen gaf om je bestaan bij te bewenen.


Shabbat

Met open raam lag ik in bed. Ik kon niet slapen
door al de schaterende domheid die ik juist
gelezen had. Ik sprak tegen god, het ging wel
als altijd, ik had niets meer te zeggen zoals

vroeger toen de angst souffleerde - alles kende
hij al. Zelfs zonder bril zag ik Orion's trots. Straf
spul. Mijn dekens van mijn schouders geblust.
Iets verder naar rechts een snel spoor, de eerste

van mijn leven! Ik deed geen wens, wist niks.
Had al besloten te reïncarneren als donkergrijs
chinchillakonijn. Nooit zorgen over geld. Zonder

gedachten en gevoelens, dan kun je ook niet
ongelukkig zijn. En - als je dood gaat word je
een jurk in plaats van een weggeborgen stank.